Op een klein kerkhofje,
in 't boerenland
daar ligt me vader begraven .
Ze hebben hem daar op een zeker dag heen gedragen.
Nog even om z'n graf gestaan,
hem toen alleen achter gelaten.
Zo heel alleen in de heldere zon,
straks in de regen en in de hagel.
De lente neemt de bloesems mee,
de zomer de zonnestralen.
De winter dekt hem met sneeuw,
het najaar met najaarsbloemen.
Komt de regen door de bladeren heen,
dan druppele kleine tranen.
Op een klein kerkhofje,
daar ligt m'n vader begraven. |